De gemeenteraad dient jaarlijks het tarief van de belasting op de tweede verblijven vast te stellen.
Op het grondgebied van de gemeente bevinden zich een groot aantal tweede verblijven. Dit brengt lasten voor de gemeente met zich mee.
Deze belasting wordt jaarlijks geïndexeerd als volgt:
Basisbedrag 2014 x index september van het jaar voorafgaand aan het belastingjaar
Index september 2013
Deze belasting vormt een bron van inkomsten voor de gemeente.
De ontvangsten van deze belasting zullen voorzien worden in het meerjarenplan.
Artikel 1:
Er wordt voor het aanslagjaar 2022 een directe gemeentebelasting gevestigd op de tweede verblijven.
Artikel 2:
Als tweede verblijf wordt beschouwd elke woongelegenheid waarvan degene die er kan verblijven, voor deze woongelegenheid niet ingeschreven is in het bevolkingsregister, ongeacht het feit of het gaat om landhuizen, bungalows, appartementen, grote of kleine weekendhuizen of buitengoederen, optrekjes, chalets en alle andere vaste woongelegenheden, met inbegrip van de met chalets gelijkgestelde caravans.
Als tweede verblijf wordt niet beschouwd:
Artikel 3:
De belasting is verschuldigd door de natuurlijke of rechtspersoon die eigenaar is van het tweede verblijf.
Artikel 4:
De belasting wordt vastgesteld op 449,03 euro per jaar en per tweede verblijf.
Artikel 5:
De belasting is ondeelbaar en voor het ganse belastingjaar verschuldigd door de eigenaar op 1 januari van het aanslagjaar.
Artikel 6:
De belastingplichtige is verplicht bij het gemeentebestuur aangifte te doen van zijn eigendom door middel van een door het college van burgemeester en schepenen vastgesteld formulier.
Deze aangifte wordt ingediend binnen de maand na de afkondiging van deze verordening.
Artikel 7:
Bij gebreke van een aangifte binnen de vastgestelde termijn of in geval van onjuiste, onvolledige of onnauwkeurige aangifte wordt de belasting ambtshalve gevestigd op basis van gegevens waarover het college van burgemeester en schepenen beschikt.
Voor de belasting ambtshalve wordt gevestigd, brengt het college van burgemeester en schepenen de belastingplichtige met een aangetekende brief op de hoogte van de redenen waarom ze gebruik maakt van deze procedure, de elementen waarop de belasting is gebaseerd evenals de wijze van bepaling van die elementen en het bedrag van de belasting.
De belastingplichtige beschikt over een termijn van dertig kalenderdagen, te rekenen vanaf de derde werkdag volgend op de datum van de verzending van die kennisgeving, om zijn opmerkingen schriftelijk voor te dragen.
Artikel 8:
De overeenkomstig artikel 7 ambtshalve ingekohierde belasting wordt verhoogd met een bedrag, gelijk aan de verschuldigde belasting of, in geval van herhaling, aan het dubbele van het bedrag, onverminderd de verschuldigde belasting en de nalatigheidsintresten.
Het bedrag van deze verhoging wordt ingekohierd.
Artikel 9:
De belasting wordt ingevorderd bij wege van kohieren, die vastgesteld en uitvoerbaar verklaard worden door het college van burgemeester en schepenen.
Artikel 10:
De belasting moet betaald worden binnen de twee maanden na de verzending van het aanslagbiljet.
Artikel 11:
De belastingschuldige of zijn vertegenwoordiger kan tegen een aanslag of een belastingverhoging een bezwaarschrift indienen bij het college van burgemeester en schepenen. Het bezwaar moet schriftelijk worden ingediend, ondertekend en gemotiveerd zijn en op straffe van verval worden ingediend binnen een termijn van drie maanden te rekenen vanaf de derde werkdag volgend op de datum van de verzending van het aanslagbiljet.